SPAANSE LOMBOKS
Er zijn twee periodes in het leven van een man, waarin hij de vrouw niet begrijpt: voor het huwelijk en na het huwelijk.
Wilt U dat een vrouw belang stelt in Uw brief? Schrap dan een paar woorden zorgvuldig door. Ze zal twee dagen bezig zijn om te ontcijferen wat er precies stond!
Sommige vrouwen weten van koken alleen maar hoe ze een man op het kookpunt moeten brengen.
Zéér gevaarlijk werk voor een man is het drogen van de tranen ener weduwe.
Liefde is de ster waarnaar een man kijkt, wanneer hij ’s nachts in de vrije natuur loopt. Het huwelijk is de greppel waarin hij tuimelt.
Een mens máákt geen vrienden, hij herkent ze.
Het gefluister van een mooie vrouw heeft groter draagwijdte dan de luidste roep der plicht.
Sommige mannen dragen hun ongeluk als een man, d.w.z. ze geven hun vrouw de schuld.
Liefde kan wel blind zijn, maar ze vindt haar weg best in de duisternis!!!
E. van S.
Er zijn twee periodes in het leven van een man, waarin hij de vrouw niet begrijpt: voor het huwelijk en na het huwelijk.
Wilt U dat een vrouw belang stelt in Uw brief? Schrap dan een paar woorden zorgvuldig door. Ze zal twee dagen bezig zijn om te ontcijferen wat er precies stond!
Sommige vrouwen weten van koken alleen maar hoe ze een man op het kookpunt moeten brengen.
Zéér gevaarlijk werk voor een man is het drogen van de tranen ener weduwe.
Liefde is de ster waarnaar een man kijkt, wanneer hij ’s nachts in de vrije natuur loopt. Het huwelijk is de greppel waarin hij tuimelt.
Een mens máákt geen vrienden, hij herkent ze.
Het gefluister van een mooie vrouw heeft groter draagwijdte dan de luidste roep der plicht.
Sommige mannen dragen hun ongeluk als een man, d.w.z. ze geven hun vrouw de schuld.
Liefde kan wel blind zijn, maar ze vindt haar weg best in de duisternis!!!
E. van S.
Afgezien van het feit dat ik helemaal geen schrijver ben, zal ik toch trachten een stukje voor de scheepskrant in elkaar te zetten.
Het mooiste is, te beginnen zonder dat je een bepaald onderwerp in je hoofd hebt, zodat je jezelf steeds weer voor verrassingen plaatst. Heb je dat onderwerp eenmaal te pakken dan vloeien de woorden en zinnen vanzelf uit je ballpoint of vulpen. Nu zullen jullie wel op de karakteristieke manier van de doorsnee-marineman opmerken: “HIJ WEL” of “NIET TE STERK”, maar dat zijn volgens mij allemaal domme, ondoordachte opmerkingen, zoals de meest marine-uitdrukkingen, die alleen maar voortvloeien uit het feit, dat de meesten onder ons niet de moeite willen nemen om een stuk schrijfgereedschap in de “door het werken vereelte hand” te pakken en te laten zien dat ook zij iets kunnen presteren op dit gebied. Ik bedoel hiermee, dat iedere avond T.V. kijken in het verblijf, of flink te gaan zitten achter een bepaald aantal flessen bier en maar over de dienst zitten praten en sterke verhalen uit de steeds productiever wordende duim zuigen, is allemaal niet moeilijk, maar waarom verschijnt er nou nooit eens zo’n sterk verhaal in de scheepskrant? Ga dan met een stel flessen bier voor je neus zitten schrijven in plaats van praten, dat moet volgens mij dan ook lukken. Wie weet wat voor auteur er in je schuilt, proberen levert met schrijven nooit onverwachte en onverhoopte resultaten op, bovendien één afgedrukte bladzijde “bloed, zweet en tranen” levert weer vijf “potten” voor de liefhebbers op. VEEL SUCCES ERMEE!!!! HARI |
Correspondentie van een Janmaat aan zijn meisje.
Madeira, 29-4-1963 Mijn allerliefste Martha, Voelde het afscheid nemen als een ware hel. Ik hoop heel erg vlug bij je terug te zijn. Maar, troost je, lieveling, het duurt nog maar 18 maandjes. Hier in Madeira ga ik niet de wal op en ik geloof dat als ik ga, ik alleen maar een paar kaartjes koop om aan jou en m’n familie te sturen. Trouwens aangezien hier nogal veel slechte vrouwen zijn ga ik alleen maar ’s middags even weg. Aan boord is niet veel te beleven en ik heb daarom ook nog een paar biertjes gedronken deze week; alhoewel ik niet van plan ben zoveel te blijven drinken hoor. Want schatje je wilt toch niet met een dronkenlap trouwen hé. Ik geloof dat we hier bij de Marine moesten voorstellen om alle drank op de wal te laten. Schatje ik schrijf weer gauw als we op Curacao zijn hoor. Veel liefs en kusjes van je eigen zeeman, J A N |
“ T U B O R “
Het woord “krant” doet doorgaans denken, dat men iets nieuws te lezen krijgt, maar aangezien een scheepskrant meestal een dergelijk kleine omvang heeft, schrijft men er af en toe ook wel eens “oud nieuws” in b.v. het volgende stuk, dat historisch is en zich afspeelt anno 1963 voor Christus, op het toenmalige vaartuig van de Germanen “TUBOR” geheten.
Zwaar geladen met leeftocht voor ruim de tijd, dat men twee maal sneeuw ziet, ligt het trotse vaartuig opgelegd op het strand der “komijnevangers” met een vreemd woord “kaninefaten” genaamd. Het schip dat uitgerust is door een rijke afstammeling uit de stam van Kramerus en gebruikt zal worden voor nieuwe mogelijkheden in verre landen te gaan zoeken voor het langzaam aan overbevolkt rakende “Holtland” .
Het is ook op alles voorbereid; niet alleen het schip, maar ook de bemanning. Deze rekent erop twaalf winters weg te blijven, maar sombere gezichten voorspellen, dat het wel achttien winters kan worden. Wanneer we het schip van dichtbij gaan bekijken, dan merkt men dadelijk dat deskundige handen eraan gewerkt hebben, ofschoon ze maar korte tijd tot hun beschikking hadden.
Bevelvoerder Kramerus met zijn eerste stuurman Bertijalas zijn al aan boord. In de verte zien we reeds enkele leden de bemanning aankomen, die een zeer stoere indruk maken. Een zeer aristocratisch figuur valt al direct op; het blijkt later de man te zijn, die alle diepzeemonsters onschadelijk moet maken. Hoewel hij een expert op dit gebied blijkt te zijn, hebben we hem gelukkig niet zo veel nodig. Ik vergat in de haast u aan hem voor te stellen: Edelgeboren Germaan Volvrees is zijn naam. Verder onderscheiden we de sterrenkundige Nijmers en de kruidenkundige met een zeer welluidende naam, hij is ook verantwoordelijk voor het vertier van de bemanning tijdens het verblijf aan boord, een welhaast onmogelijke taak, vooral wanneer er niet zoveel gerstenat tot zich kan nemen, als men wel zou willen. Wanneer de vrouwen en ouders van de stoere zeelui afscheid nemen, hoort men wel een afkeurend gemompel over de woonruimte van het scheepsvolk, maar wie daar oplet is een kniesoor. Wanneer men terugkeert van zo’n lange tocht kan men zich rijk noemen, voor velen loopt het echter op een teleurstelling uit. Wanneer het schip vaargereed is, verdobbelt de jongste man uit de keuken nog net zijn vrouw; hij let niet op haar geweeklang en zegt ijskoud, dat hij in den vreemde misschien nog veel mooiere vrouwen tegenkomt. Onze heer Volvrees ruilt zijn paard, dat hem een tijdlang trouw gediend heeft, voor enkele luttele goudstukken, waar hij later veel spijt van heeft.
De paarden worden voor het schip gespannen en langzaam wordt het schip naar de vloedlijn getrokken. De bemanning krijgt een laatste gelegenheid om hartroerend afscheid te nemen; sommigen verklaarden later, dat hun vrouw wel op een waterval leek. Een heel jong seingevertje stond zijn geliefde bijna op te eten. Daartegenover waren er ook ervaren afscheidnemers; de grote en robuuste Runkel schreef alle instructies van zijnvrouw in het zand. Een roodbehaarde jongeman, die normaal aan boord voor het eten van de bevelvoerders zorgde, verklaarde tegenover zijnvrouw: “Ach meid, gezelligheid kent geen tijd, het is zo om”.
Misschien bad hijmop dat moment wel het grootste gelijk van de wereld; de tijd zal het leren.
P.P.B.
(wordt vervolgd)
Het woord “krant” doet doorgaans denken, dat men iets nieuws te lezen krijgt, maar aangezien een scheepskrant meestal een dergelijk kleine omvang heeft, schrijft men er af en toe ook wel eens “oud nieuws” in b.v. het volgende stuk, dat historisch is en zich afspeelt anno 1963 voor Christus, op het toenmalige vaartuig van de Germanen “TUBOR” geheten.
Zwaar geladen met leeftocht voor ruim de tijd, dat men twee maal sneeuw ziet, ligt het trotse vaartuig opgelegd op het strand der “komijnevangers” met een vreemd woord “kaninefaten” genaamd. Het schip dat uitgerust is door een rijke afstammeling uit de stam van Kramerus en gebruikt zal worden voor nieuwe mogelijkheden in verre landen te gaan zoeken voor het langzaam aan overbevolkt rakende “Holtland” .
Het is ook op alles voorbereid; niet alleen het schip, maar ook de bemanning. Deze rekent erop twaalf winters weg te blijven, maar sombere gezichten voorspellen, dat het wel achttien winters kan worden. Wanneer we het schip van dichtbij gaan bekijken, dan merkt men dadelijk dat deskundige handen eraan gewerkt hebben, ofschoon ze maar korte tijd tot hun beschikking hadden.
Bevelvoerder Kramerus met zijn eerste stuurman Bertijalas zijn al aan boord. In de verte zien we reeds enkele leden de bemanning aankomen, die een zeer stoere indruk maken. Een zeer aristocratisch figuur valt al direct op; het blijkt later de man te zijn, die alle diepzeemonsters onschadelijk moet maken. Hoewel hij een expert op dit gebied blijkt te zijn, hebben we hem gelukkig niet zo veel nodig. Ik vergat in de haast u aan hem voor te stellen: Edelgeboren Germaan Volvrees is zijn naam. Verder onderscheiden we de sterrenkundige Nijmers en de kruidenkundige met een zeer welluidende naam, hij is ook verantwoordelijk voor het vertier van de bemanning tijdens het verblijf aan boord, een welhaast onmogelijke taak, vooral wanneer er niet zoveel gerstenat tot zich kan nemen, als men wel zou willen. Wanneer de vrouwen en ouders van de stoere zeelui afscheid nemen, hoort men wel een afkeurend gemompel over de woonruimte van het scheepsvolk, maar wie daar oplet is een kniesoor. Wanneer men terugkeert van zo’n lange tocht kan men zich rijk noemen, voor velen loopt het echter op een teleurstelling uit. Wanneer het schip vaargereed is, verdobbelt de jongste man uit de keuken nog net zijn vrouw; hij let niet op haar geweeklang en zegt ijskoud, dat hij in den vreemde misschien nog veel mooiere vrouwen tegenkomt. Onze heer Volvrees ruilt zijn paard, dat hem een tijdlang trouw gediend heeft, voor enkele luttele goudstukken, waar hij later veel spijt van heeft.
De paarden worden voor het schip gespannen en langzaam wordt het schip naar de vloedlijn getrokken. De bemanning krijgt een laatste gelegenheid om hartroerend afscheid te nemen; sommigen verklaarden later, dat hun vrouw wel op een waterval leek. Een heel jong seingevertje stond zijn geliefde bijna op te eten. Daartegenover waren er ook ervaren afscheidnemers; de grote en robuuste Runkel schreef alle instructies van zijnvrouw in het zand. Een roodbehaarde jongeman, die normaal aan boord voor het eten van de bevelvoerders zorgde, verklaarde tegenover zijnvrouw: “Ach meid, gezelligheid kent geen tijd, het is zo om”.
Misschien bad hijmop dat moment wel het grootste gelijk van de wereld; de tijd zal het leren.
P.P.B.
(wordt vervolgd)
Van de redactie.
Tot onze teleurstelling hebben wij moeten constateren dat ook deze week geen copy is ingediend.
Hoewel de redactie zich veel moeite heeft getroost om bijdragen voor onze scheepskrant te verzamelen is het resultaat bedroevend geweest.
Het verbaast ons daarom, dat zovelen ons herhaaldelijk lastig vallen met de vraag wanneer het volgende nummer van de “Duboribbean” zal verschijnen.
Blijkbaar bestaat er wel belangstelling om het blad te lezen, maar de animo om zelf eens in de pen te klimmen is nihil.
U zult begrijpen dat op deze basis geen levensvatbare scheepskrant uitgegeven kan worden.
Wij doen dan ook een krachtig beroep op U allen door het inzenden van copy de krant over zijn bloedarmoede heen te helpen.
Het resultaat van deze oproep hopen wij de volgende week te kunnen plaatsen.
Berts, R.H.
Geleynse, J.A.
Gringhuis, A.
Pleysier, H.P.
Tot onze teleurstelling hebben wij moeten constateren dat ook deze week geen copy is ingediend.
Hoewel de redactie zich veel moeite heeft getroost om bijdragen voor onze scheepskrant te verzamelen is het resultaat bedroevend geweest.
Het verbaast ons daarom, dat zovelen ons herhaaldelijk lastig vallen met de vraag wanneer het volgende nummer van de “Duboribbean” zal verschijnen.
Blijkbaar bestaat er wel belangstelling om het blad te lezen, maar de animo om zelf eens in de pen te klimmen is nihil.
U zult begrijpen dat op deze basis geen levensvatbare scheepskrant uitgegeven kan worden.
Wij doen dan ook een krachtig beroep op U allen door het inzenden van copy de krant over zijn bloedarmoede heen te helpen.
Het resultaat van deze oproep hopen wij de volgende week te kunnen plaatsen.
Berts, R.H.
Geleynse, J.A.
Gringhuis, A.
Pleysier, H.P.